Geschiedenis
Het Algemeen Burgerlijke Kerkhof in de Gemeente Harmelen
Hans Looman
Een aantal inwoners, waaronder nabestaanden, was bereid zich in te zetten om de Oude Begraafplaats aan de Leidsestraatweg 2 te Harmelen een flinke opknapbeurt te geven en meer. Dit werd ondersteund door de SHHV, Stichting Hugo Kotestein en de gemeente Woerden.
Op 19 oktober 2024 reikte wethouder Roy Luca (Woerden) de Hugo Kotesteinoorkonde uit aan de vrijwilligers. De begraafplaats aan de Leidsestraatweg in Harmelen ligt er nu weer prachtig bij.
De oprichting van de begraafplaats
Het wilde er in het begin van de 19e eeuw maar niet van komen, dat er in Harmelen een algemene begraafplaats kwam. Een verplichting daartoe bestond al sinds 1804. Volgens het Franse keizerlijke decreet van 1804 werd het begraven in kerken en kapellen verboden. Gemeenten dienden zorg te dragen voor de aanleg van begraafplaatsen buiten de bebouwde kom. Toen koning Willem I in 1813 aan de macht kwam heeft hij dat decreet echter ingetrokken op 22 december 1813.
Er kwamen protesten tegen deze intrekking. Bij besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 24 mei 1825 werd er daarom een commissie aangesteld van deskundigen op het gebied van o.a. geneeskunde en/of scheikunde. Deze commissie moest de schadelijkheid voor de gezondheid onderzoeken van begraven worden in de kerk en op begraafplaatsen binnen de bebouwde kom. Naar aanleiding van het verslag van deze commissie van 26 augustus 2025 besluit de minister van Binnenlandse zaken dat een en ander verboden zou moeten zijn. Na enig uitstel wordt op 22 augustus 1827 bij het Koninklijk Besluit het keizerlijk decreet van 1804 hersteld. Gemeenten zijn weer verplicht om een algemene begraafplaats buiten de bebouwde kom in te richten.
Voor de uitwerking van het besluit bracht de Minister van Binnenlandse Zaken in augustus 1827 een ambtelijke brief uit, een zogeheten missive. Hierin gaf de minister een aantal aanwijzingen, maar hij liet de uitvoering over aan de afzonderlijke Provinciale Staten. De nieuwe regelgeving ging in op januari 1829 (5,6).
Er worden voorwaarden gesteld aan de aanleg van de begraafplaats, de afstand tot de bebouwde kom is minimaal 30-40 ellen, (meters in die tijd). Het oppervlak van de begraafplaats moet minimaal “vijfmaal groter zijn dan de oppervlakte welke nodig is tot het begraven der lijken van een jaar”. Ook dient de begraafplaats ommuurd te zijn. In Harmelen is er ontheffing voor deze laatste eis gekomen en is er een gracht gegraven om de begraafplaats en een heg geplaatst “ter bekwamer hoogte”.
Net buiten Harmelen geeft Willem Prast aan de gemeente een stukje grond in erfpacht waarop de begraafplaats gerealiseerd wordt. Later schenken de erfgenamen van Prast deze grond aan de Hervormde Kerk, waarna de gemeente de erfpacht aan de kerk betaalde. In 1886 is het eigendom van de grond overgaan van de kerk naar 2/3 gemeente Harmelen en 1/3 gemeente Veldhuizen. (6)
In de raadsvergadering van 5 mei 1829 wordt gemeld dat de begraafplaats geheel gereed is.
In het begrafenis regelement van Harmelen uit 1828 is onder artikel 1 opgenomen dat: “Alle de lijken onder het Kaspel van Harmelen vallende zullen moeten worden ter aarde besteld op het algemeen Burgerlijke Kerkhof met uitzondering van die der Rooms Catholieken die van haar eigen aangelegde Kerkhof zullen kunnen gebruik maken.” (5)
De aanleg van de begraafplaats voor 120 graven
De gracht wordt gegraven en er komt een dam richting Leidsestraatweg. De begraafplaats is rechthoekig met een afmeting binnen de heg van 14,8 meter breed en 36 meter lang. De begraafplaats alsmede de toegang over het driehoekig stukje grond tussen de gracht en de Leidsestraatweg worden opgehoogd.


Kadastrale kaart 1832 (3)
Er wordt ruimte gecreëerd voor 120 graven, 60 voor huurgraven en 60 voor koopgraven.
60 huurgraven liggen in twee rijen, “rei 1” oneven nummers 1 t/m 59 strak tegen de heg aan de westzijde en strak tegen de heg aan de noordzijde en “rei 2” met de even nummer 2 t/m 60 naast het middenpad van 4,1 meter breed. De lengte van de graven is twee meter, en de breedte een meter. De ruimte tussen de rijen is 0,3 meter. Tussen de heg aan de straatzijde en de huurgraven is ongeveer zes meter, deze ruimte wordt aanvankelijk gebruikt voor kindergraven.

Tekening op schaal, die de situatie 1829 weergeeft. (1,2,3,6)
Aan de oostzijde komen er 60 koopgraven in twee rijen, “rei 1” oneven nummer 1 t/m 59 aan een pad naast de heg aan de oostzijde, en “rei 2” even nummer 2 t/m 60 naast het middenpad. De lengte van de graven is 2,35 meter, de breedte varieert maar is ongeveer 1,07 meter. De ruimte tussen de rijen is 0,3 meter. Op de plek van een of meerdere naast elkaar gelegen plaatsen kon de koper naar keuze en tegen betaling een grafkelder laten aanleggen waarin meerdere personen konden worden begraven. Tussen de heg aan de straatzijde en de koopgraven is ongeveer 3,6 meter, in 1836 wordt daar een baar/beenderhuisje opgericht van steen en hout. In 1868 wordt dit vervangen en verplaatst door een geheel stenen exemplaar. Koopgraf nummer 1 en 2 zijn van de oorspronkelijke eigenaren van de grond, te weten Willem Prast en zijn zoon Pieter Prast. De koopgraven worden in de loop van jaren verkocht, tegen 1900 is de laatste verkocht.
De heg rondom de begraafplaats onttrekt het zicht op de begraafplaats, op de dam wordt aanvankelijk een houten hek geplaatst waarvan nu alleen nog de tekening bestaat.


Het oorspronkelijke en het huidige hek van de begraafplaats
Het gebruik van de begraafplaats
In de koopgraven worden relatief gezien maar weinig mensen begraven, hooguit enkele mensen per jaar. Deze 60 graven worden in de loop van ca. 70 jaar verkocht. De 60 koopgraven zijn nog steeds voorzien van de eerste stenen nummer paaltjes. De koopgraven konden door eigenaren/ erfgenamen worden verkocht aan derden, deze eigendommen zijn in een register bijgehouden.(6)

Stenen nummer paaltje bij de koopgraven
De huurgraven werden aanvankelijk op volgorde gevuld, waarbij men eerste tegen de heg aan de westkant heeft begraven beginnende bij graf 1, 3, 5 etc. Hierna is rij 2 gevuld in volgorde 2, 4, 6 etc. Men kende in die eerste jaren slechts huurgraven en koopgraven, er was geen onderscheid in klassen. De eerst volgende werd b.v. onderin een leeg graf begraven, de daarop volgende er boven. Dit was meestal geen familie van elkaar. Gedenkstenen werden waarschijnlijk niet geplaatst, immers na vijf jaar kon het graf worden geruimd.
In januari 1886 zijn de ijzeren nummer paaltjes aangeschaft en vanaf die tijd zijn pas soms grafnummers van de huurgraven vermeld in het register. De graven 1 en 3 zijn het eerste in gebruik genomen en ook als eerste geruimd. Deze twee graven zij hierna gebruikt tot maart 1888 als “bergplaats voor beenderen”. (6)

Gietijzeren nummer paaltje bij de huurgraven
De meeste overledenen zijn kinderen en deze zijn aanvankelijk begraven op een veld links boven op de tekening die de situatie 1829 weergeeft, en later in de rij kindergraven. Kinderen werden met soms wel acht te samen in hetzelfde graf begraven.
Klassen
Aanvankelijk kende men alleen koopgraven, huurgraven en een locatie voor kindergraven. Later is er een onderscheid gekomen in meerdere klassen en armen graven. In de 1e klasse werden mensen begraven in een mahonie houten kist, in de 2e klasse in een eiken houten kist, in de 3e klasse in een vurenhouten kist, bij 4/5e/ klasse/ armengraven en kinderen staat geen kist vermeld. De armen graven en huurgraven werden aanvankelijk door elkaar heen gebruikt. Later zijn tot maart 1888 voor de armen de graven voor op de begraafplaats gebruikt te weten 61 t/m 71 en 62 t/m 68 ten westen en 61 t/m 67 en 62 t/m 66 ten oosten van het pad.
Uitbreiding van de begraafplaats binnen de heg
Aangezien de lijkontbinding in het noordelijker gelegen provincies langer duurde dan vijf jaar werd de termijn waarna een graf mocht worden geruimd in de 1e Begrafeniswet van 1869 vergroot van vijf naar tien jaar. De capaciteit van de begraafplaats halveerde door deze wetgeving.
In 1871 was er in Harmelen een pokken-epidemie waaraan meerdere mensen overleden. Binnen enkele weken overleden alleen al vijf volwassenen van de familie Prast. Deze werden allen bijgezet in de koopgraven (kelders) nummer 1 en 2. Van de Harmelense bevolking werden vele overledenen ten gevolge van deze ziekte begraven in de graven 21 t/m 31 in rij 1 tegen de heg. Dit zijn zes graven, vermoedelijk heeft men het niet zo nauw genomen met de grafbreedte en zijn de kisten dicht op elkaar geplaatst. Volgens het medisch advies konden deze graven de eerste 50 jaar niet zonder risico voor de gezondheid geruimd worden. Ook dit verminderde de capaciteit van de begraafplaats.
Er zijn binnen de heg aanpassingen gedaan waarbij het aantal huurgraven is uitgebreid.
Aan de twee rijen huurgraven is een derde rij toegevoegd, namelijk een rij kindergraven met een lengte van 1,8 m. Op de oude plek van de kindergraven is rij 1 uitgebreid met de oneven nummers 61 t/m 71 en rij 2 met de nummers 62 t/m 72, de ruimte tussen de heggen (36 m) was strak gevuld.
In 1876 was in het grafmonument van Marie Jan (voornaam) Caan van Maurik (achternaam) reeds begraven. De rij kindergraven nummer 73 t/m 102 lagen vanaf dit grafmonument tot aan de heg naast de toegang.
Tussen de koopgraven en de kindergraven bleef een pad van twee meter breed. Op de locatie van het beender/ baarhuisje zijn in twee rijen acht graven toegevoegd aan rij een de nummer 61 t/m 67 en aan rij twee de nummers 62 t/m 68, dit waren eerst armen graven en later huurgraven voor een periode van 15 jaar.

Tekening op schaal, die de situatie voor 1907 weergeeft. (1,2,3,6)
Ruiming in maart 1888
In maart 1888 worden de volgende graven geruimd: van de huurgraven ten westen van het gangpad de nummers 1 t/m 17, 2 t/m 26, van de kindergraven 90 t/m 102, en van de uitbreiding 61 t/m 71 en 62 t/m 72. Ten oosten van het gangpad de nummer 61 t/m 67 en 62 t/m 68. Deze laatste acht graven zijn hierna als huurgraven met een huurperiode van 15 jaar uitgegeven. (6)
Uitbreiding van de begraafplaats buiten de heg
In 1903 werd er grond aangekocht ten noorden van de begraafplaats (B+C=1075 m2).
Monument voor

Kaart bij kadastrale meting uit 1903 die gemaakt is bij de aankoop van de grond voor de uitbreiding. (6)
Voor de uitbreiding zijn de noordelijke gracht en de oostelijke gracht gedempt. Aan de noordzijde van de uitbreiding op het “koolenveld” is een nieuwe gracht gegraven naar de Kleivliet (deze liep t.b.v. kleiwinning vanaf het vijverbos naar het sluisje bij de Rijn). De Kleivliet werd onderdeel van de gracht. De westelijke gracht is verlengd tot de nieuwe noordelijke gracht. Het strookje land (Boschje) tussen de begraafplaats en de kleivliet werd bij de begraafplaats getrokken. Voor deze werkzaamheden is er 1200 m3 grond aangevoerd. De goedkeuring ging niet van een leien dakje: er waren gezondheidsbezwaren en het duurde tot 1907 voordat de uitbreiding gereed was.

Tekening op schaal, die de situatie 2024 weergeeft. (1,2,3,4,6)
Financiën (6)
De erfpachtsom voor het gebruik van het stuk grond van Willem Prast bedroeg f. 25,- per jaar. De totale kosten voor de aanleg van de begraafplaats in 1829 bedroegen f. 830,- .
Het niet meer begraven in en om de Hervormde Kerk zorgde ervoor dat hier voor de kerk geen inkomsten meer uitkwamen. De kerk is hiervoor in 1834 gecompenseerd door betaling van f. 756,87 in jaarlijkse termijnen van f. 126,- per jaar.
Er was een kostentabel voor de familie van de overledene m.b.t. de kosten voor een begrafenis. Er werd apart betaald voor:
– het openen en sluiten van het graf
– het luiden van de kerkklok
– het gebruik van een lijkkleed over de kist
– het gebruik van een draagbaar
– etc.
Er was onderscheid in koop- en huurgraven met aparte tarieven, verder was er onderscheid tussen de kosten voor “volwassenen, niet volwassenen en kinderlijkjes”. Ook zonder geld werden mensen begraven, aanvankelijk in huurgraven tussen de “gewone” mensen, later apart.
Monument voor Harmelense oorlogsheld Cor van Bemmel
Een speciale locatie op de begraafplaats is te vinden direct bij binnenkomst op de begraafplaats, voor de heg die de entree van de oorspronkelijke begraafplaats markeerde. Hier staat nog een grafnummeraanduiding met nummer 1, dit is het tijdelijke graf geweest van de Harmelense oorlogsheld Cornelis Hendrik van Bemmel. Cor overleed 32 jaar oud op 21 maart 1945 bij een vuurgevecht met de Duitsers. Ondergedoken in bezet gebied stuurde hij als marconist gegevens naar Engeland, zijn zender in de woning van de familie de Ruiter aan de Parralelstraat in Assen werd die dag uitgepeild door de Duitsers. Cor werd op 26 maart 1945 anoniem ( “een onbekend mannelijk persoon, plm 30 “) in Assen op de Zuiderbegraafplaats begraven. Op 10 april dat jaar werden een aantal mannen uit de verzetsgroep assen waarvan Cor toen deel van uitmaakte gefusilleerd. Deze mannen werden op 18 april 1945 (Assen is bevrijdt op 13 april ‘45) op de Zuiderbegraafplaats te Assen begraven en Cor van Bemmel is op die dag herplaatst naar dezelfde rij als zijn makkers.(7,8) In september 1945 vond de herbegrafenis in Harmelen plaats en sinds 24 januari 2008 rust hij op het Nationaal Ereveld Loenen. Voor de hervormde kerk van Harmelen staat nu een monument ter herinnering aan Cor van Bemmel. Van de herbegrafenis in Harmelen in september 1945 is geen inschrijving gedaan in het begrafenis register van Harmelen(6,), misschien wel passend bij een dergelijke uitzonderlijk dappere man die in het geheim opereerde en niet gevonden wilde worden.

Monument voor oorlogsheld Cor van Bemmel
Hans Looman namens het burgerinitiatief
Geboren in de polder Cattenbroek (gemeente Linschoten) op kruispunt met de polders Haanwijk en Reijerscop, vroeger vallende onder het kerspel van Harmelen. Opleiding HTS werktuigbouw, hobby’s o.a.de geschiedenis van Harmelen. Een aantal jaren meegedraaid met SHHV projectgroep Harmelen, de laatste paar jaar bij stichting Hugo Kotestein Harmelen.
Bronnen:
1. kadaster
2. google maps
3. kadastrale kaart 1832
4. metingen op locatie
5. RHC Rijnstreek W125: 22
6. RHC Rijnstreek W222: 717a, 789, 1456, 1459, 1943, 1945, 1947, 1949, 1957, 1960, 1961 t/m 1964 en 1967
7. gemeente Assen
8. Drents archief